Blogs

De verwachting

Afgelopen weken de balans eens opgemaakt hoe ons leven is ingeperkt en waar ik naar uit kijk in 2021.
Wat ik echt vervelend vind is het de hele dag op een stoel zitten en naar een scherm kijken. Lesgeven, vergaderen, dingen opzoeken, stuk typen, vergaderen, iemand beeldbellen. Ik krijg er zo’n vierkant hoofd van.
Een bijkomstigheid is jezelf terugzien in de opname van de vergadering. ‘Wat zit ik daar te doen met m’n mond?’. ‘Wat zit ik chagrijnig te kijken’, en ‘wat praat ik hard’. Je ziet jezelf zo erg in to your own face.
En dan is er het nieuwe hokjes-denken; ineens vind ik mijzelf terug in allerlei hokjes.
In de Efteling (ja ja, ben er nog geweest), lange rijen (normaal al, nu helemaal) met om en om witte en rode vakken.
Met het hele gezin in een wit vak staan en níet in rood! Pas als het volgende witte vak weer vrij is, doorschuiven.
Vakken voor de kassa’s, vakken voor de winkel en met z’n allen in de rij staan.
In no time zijn we geconditioneerd: mondkapje op, in je eentje boodschappen doen, handen wassen, niet met z’n allen de natuur in, 1,5 meter afstand houden, thuis werken, online vergaderen, in de rij staan, wachten voor je naar binnen mag, boodschappen doen op een rustig moment en ga zo maar door.

Ik kan me wel voorstellen dat sommige mensen uit de band springen; het leven in coronatijd voelt beknellend, betuttelend, beperkend en dat is het ook. Tegelijk, het is niet anders wil je anderen en jezelf niet in gevaar brengen.

Zodra het kan ga ik weer naar het gebouw waar mijn werk is. Misschien sta ik dan wel de hele dag bij het koffieapparaat waar ik collega’s ‘toevallig’ tegenkomen. En dan vraag ik hoe het met ze is, hoe hun dag is, of er nog veranderingen zijn (in weet ik veel wat).
Vertellen we anekdotes, lachen we met elkaar en vertellen elkaar de by the ways. En zie ik studenten!, praat en lach met ze en geef ik weer les aan een hele klas vol met jonge mensen.
Als het weer kan ga ik naar heel veel musea, naar het theater, evenementen, festivals en de film, en nog een keer, en nog een keer en nog een keer.
Ik ga lattes drinken op terrasjes, mensen kijken, een boek lezen en we zitten weer dicht bij elkaar zonder bang te hoeven zijn dat de ander een gevaar is.
Je kan weer zien dat mensen lachen, je kan ze weer verstaan en de non-verbale reactie ‘lezen’.
En mijn rode lippenstift blijft eindelijk weer zitten.
Ik ga op bezoek bij mijn kinderen, ga met ze uit in hun stad, winkel in, winkel uit, flaneren door de straten en uit eten in een restaurant.

Ik kan niet wachten tot die tijd weer terug is en ga er ontzettend van genieten.
Dat is de verwachting.

1.87 meter, het verstand van een 3-jarige en corona

En weer zijn de maatregelen aangescherpt om ´ons´ binnen te houden. Om er voor te zorgen dat het corona virus zich niet verder verspreidt, zodat kwetsbare mensen en ook de rest van Nederland niet verder besmet raakt.

En daar fiets ik dan vanmiddag, in de zon, met een straffe Oosten wind, langs ‘s Heren wegen, met achterop de tandem een zoon van 1.87 meter en het verstand van een 3 jarige, die vorige week 25 jaar is geworden. Hij weet van niets en fladdert met z’n armen in de lucht.

Onze zoon woont sinds 6 jaar in een instelling, op een prachtige locatie, heel klassiek, midden in het bos. Bijna elk weekend komt´ie thuis. Omdat hij dat nodig heeft en omdat wij hem nog niet kwijt willen raken. Je moet contact met hem houden om hem te blijven begrijpen, om zijn moeilijk verstaanbaar gedrag te kunnen blijven opvangen. Een intensieve, lieve jonge man voor wie je boterhammen smeert, die je onder de douche zet, verschoont en bezig moet houden. Echt kwetsbaar qua gezondheid is hij niet. Hij is nooit ziek; alleen z’n hoofd ‘deugt’ niet.

Hij wordt in de instelling verzorgd en begeleid door tal van lieve en zorgzame mensen, die hem kennen en inmiddels ook weten hoe ze met hem om moeten gaan. Hoe je het beste verbaal en non-verbaal kunt reageren. Dat komt heel nauw want het kan met dat 3-jarig verstand zomaar verkeerd begrepen worden en dan is 1.87 meter heel groot.

Deze lengte, dit verstand in tijden van corona is geen handige combinatie en maakt hem én zijn begeleiders op een andere manier kwetsbaar. In de gehandicaptenzorg is er afgezien van handschoenen geen beschermende kleding, als mondkapjes en overalls. Dat kan niet, dat werkt niet bij deze mensen nog afgezien van het feit of het materiaal er is en betaalbaar is voor deze zorg. Dat maakt én de jongeren én de verzorgenden in deze tijd van corona extra kwetsbaar. Ook zij draaien shifts, gaan naar huis en zijn er de volgende dag weer.

Wij hebben het geluk dat we hem thuis kunnen opvangen alhoewel dat een grote aanslag is op ons, ouders, die zo goed en zo kwaad als het gaat online werken. Maar toch hebben we besloten om hem weer thuis te laten wonen in deze periode want we moeten er niet aan denken dat het mis gaat en we van afstand moeten toekijken hoe het met hem gaat.

En dus fietsen we ondanks de verscherpte maatregelen met hem langs ’s Heren wegen, op zoek naar wegen die leeg zijn en slingerend om wandelende mensen heen om toch maar die 1,5 meter afstand te bewaren.  Tot 1 juni……….

Ff

´Dan ga ik even boodschappen doen en als ik dan weer terug ben kunnen we nog even….´. ´
Even.
Ik doe alles ´even´, ff.
Mijn man weet dan al hoe laat het is: ‘Dat is niet even; je bent zeker twee uur weg’. Hij heeft een beter besef van tijd, hoeveel tijd je nodig hebt voor bepaalde klussen.
´Even´ is een stopwoord van mij. Even is de manier waarop ik leef.
Is mijn ritme met weinig lucht en ruimte; waarin elke minuut wordt opgevuld.

Slechte eigenschap van mij is net op tijd komen en geen minuut eerder.
Zo jammer van je tijd als je tien minuten moet wachten; had ik ook nog even dit of dat kunnen doen.
Gevolg? Hollend en rennend door het leven gaan.
Op de fiets bedenken waar het overleg over gaat, wie er zijn, wat mijn inbreng kan zijn.
Hollend binnenkomen, diep ademhalen, zen, rust, zitten en overleggen.
Elke minuut is gevuld met ‘even’ koken, ‘even lezen’, ‘even werken’, ‘dan kan ik nog net even…’.

Ik denk om me heen te zien dat heel veel mensen op deze manier leven.
We willen veel, we moeten veel, willen niets missen. We leven met agenda’s, planningen, met zo hier en daar kleine gaatjes waarin we dan mooi nog even ……
Misschien doe je op deze manier wel veel, kun je veel vinkjes zetten wat ook voldoening geeft maar hoe bewust leef je dan? Veel doen hoeft niet het goede leven te zijn. Maar ik heb wel het gevoel dat ik er maximaal uithaal.

Een Moreel Beraad is het toonbeeld van rust, actieve rust weliswaar want er moet wel iets gebeuren, maar toch, tijd nemen voor het gesprek, voor het stellen van vragen; ruimte maken voor denken.
Toen ik in opleiding was voor begeleider Moreel Beraad was de tijd en rust nemen voor het gesprek een van de meest lastige dingen voor mij.
Moreel Beraad: 10 stappen, hup, aan de slag en doorrrrrrr.
Niet dus. Ik heb dat echt moeten leren en daar, op die momenten heb ik het in elk geval onder de knie.

Binnenkort sta ik voor de vraag wat ik komend jaar ga doen.
Gaat het me lukken ruimte te maken én te houden zonder dat ik het opvul met: ‘dan kan ik mooi nog even ……’.

Bewuster leven.
Dat wordt keuzes maken.

De oplossing voor bijna alles

Steden zijn een doorlopend terras geworden. Overal kun je iets drinken en ruik je de geur van eten. Supergezellig natuurlijk, maar ook zo verleidelijk om elke keer iets te nuttigen.  Boeren gingen de laatste maanden de straat op, om te demonstreren tegen de stikstofmaatregelen van het kabinet. Het leek erop dat de veestapel ingekrompen moest worden. In het restaurant van het bedrijf waar ik werk, is overal goedkoop eten te koop en zeker in de wintermaanden zijn de bekers koffie-met-een-smaakje mét slagroom niet aan te slepen.

Wat dit alles met elkaar te maken heeft? We produceren te veel voedsel; plantaardig en dierlijk.  We nuttigen meer dan we nodig hebben waardoor de helft van de Nederlandse bevolking inmiddels obees is. Daardoor hebben we een grote kans allerlei nare ziekten te ontwikkelen en stijgen de gezondheidskosten nog meer.

Laatst zag ik tv-programma´s uit de jaren ´70 van de vorige eeuw.  Het viel me op hoe slank de mensen waren. Er zat geen grammetje te veel aan, zowel bij mannen als vrouwen.

En toen dacht ik: de oplossing voor bijna alles is minder eten!

Als we minder eten is er minder ruimte nodig voor landbouw en veeteelt; wordt er ook minder stikstof uitgestoten. Blijft er geld over voor gezond eten.  Door minder te eten blijven we beter op gewicht, ontwikkelen we minder overgewicht gerelateerde ziektes en kunnen de zorgkosten binnen de perken blijven.  En on top: als we minder eten blijven we gezonder, fitter en worden we prettiger oud. Wie wil dat nu niet?

Waarom is het dan toch zo moeilijk ons eetpatroon aan te passen?

En dit bedacht ik dan een dag na Eerste Kerstdag en op oudjaars avond, als de koelkast weer vol ligt.

Ik heb mijn goede voornemen te pakken. Een mooi en gezond 2020 gewenst.

De vrijwilliger: de Haarlemmer olie van de samenleving

Onlangs las ik in Trouw een interview met Jet Bussemaker waarin de Yep werd geïntroduceerd: een young elderly person die na z’n pensioen nog wel zo’n twintig jaar in goede gezondheid meegaat.  De yep is inmiddels vitalo geworden – want yep was Engels en een afkorting – en staat voor fitte, kwieke, elektrische-fiets-met-camper-senioren, die er ieder seizoen op uit trekken. ‘Yep’s hoeven niks, maar ze kúnnen zoveel’,  aldus Bussemaker. Ze kunnen bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan de samenleving als vrijwilliger, was de strekking van het verhaal. Hoe fijn is dat ?!.

Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor goede zorg en ondersteuning aan inwoners. Dat moeten ze regelen met minder geld en de vraag is toegenomen. Gevolg? Tekorten op begrotingen van gemeenten. Hoe het gat te dichten en de zorg en ondersteuning toch door te laten gaan? Door de inzet van vrijwilligers: de Haarlemmer olie van de samenleving!. En wie hebben er tijd om vrijwilligerswerk te doen? De yep of de vitalo.

Je kunt het zo gek niet bedenken waarvoor er vrijwilligers (nodig) zijn. Voor buurtpreventie, schoonmaakacties en het knotten van wilgen. Om de weg te wijzen in ziekenhuizen, koffie te schenken en activiteiten te organiseren voor allerlei mensen in de samenleving (ouderen, gehandicapten). Inmiddels zijn er  hordes mantelzorgers nu ouderen langer zelfstandig blijven wonen en zijn er  buddy’s, lotgenoten en maatjes. En sportverenigingen draaien bijna volledig op vrijwilligers. Allemaal gratis werknemers op de arbeidsmarkt: tel uit je winst.

Nu is er natuurlijk niets mis met vrijwillig je handen uit de mouwen steken om anderen en de samenleving te helpen. Maar de vraag is hoe vrijwillig dit nog is. Om de samenleving draaiende te houden wordt er steeds meer een beroep gedaan én gerekend op vrijwillige inzet voor het een of ander. Er ontstaat een soort van moreel moeten. Dat vind ik zorgelijk. Het gaat thuishoren in het rijtje van: ‘Oh, rook jij nog?’. ‘Ach, eet jij nog vlees?’ en dus ook: ‘Goh, doe jij geen vrijwilligerswerk’? Een soort van hygiënemaatregel, want het is ook zo goed voor jou. Alleen om die reden heb ik er al geen zin in, maar ik heb geen keus want ik ben mantelzorger van een gehandicapte zoon.

Misschien ben ik er daarom extra gevoelig voor dat de vitalo of wie dan ook niet in een moreel keurslijf van het vrijwilligerswerk gekletst wordt, wat daarmee helemaal niet meer zo vrijwillig is.

 

Moederdag

Door het boekenweek thema De moeder de vrouw, door Moederdag en de ontmoeting met vriendinnen van vroeger is daar ineens, na jaren, mijn moeder weer. Ze was juist wat op de achtergrond geraakt omdat ik haar, na zoveel jaren van er niet meer zijn, niet meer in mijn leven kon plaatsen.

Mijn moeder heeft geen voorbeeld voor mij kunnen zijn hoe vrouw of moeder te zijn. Of hoe moeder en vrouw-zijn te combineren. Met haar heb ik geen ruzie kunnen maken, geen dierbare onderwerpen kunnen delen. Ik heb haar niet kunnen vragen wat haar mening is over de rol van de vrouw; we hebben geen moeder-dochter dagen gekend. Ze heeft mij geen vrouw of moeder zien worden. Van haar kon ik geen tips krijgen. En misschien is dit een ideaal plaatje van moeders en dochters, maar omdat ze er niet was weet ik ook dat niet.
Ze overleed toen ik bijna 11 jaar was en ik nog lang niet toe was aan dit soort onderwerpen en gezelligheden. Natuurlijk waren er na haar overlijden heel veel ‘moeders’ die het beste met mij voor hadden, die stand-in wilden zijn, die wilden helpen. En die ik allemaal afwees omdat ik had bepaald:  ‘niemand is meer mijn moeder’.

Na het overleven van de eerste jaren kwam de zoektocht naar wie zij was, hoe ze dacht, wat ze belangrijk vond. De antwoorden zeiden vaak meer over de vertellers dan over mijn moeder. En toen was het te lang geleden om haar nog te kunnen plaatsen in het heden en bleven er een paar herinneringen over.

En nu is ze er weer, sinds ik contact heb met een paar vriendinnen van de basisschool. Zo’n veertig jaar hebben we elkaar niet gezien. Zij, en de mensen die ik door hen uit het verleden weer ontmoet, kennen mijn moeder nog. Hebben een beeld van haar, als mens, in de samenleving van toen, als mijn moeder. ‘Ik weet nog dat je moeder …..’.

Mijn nieuwe oude vriendinnen hebben moeders die in de 90 zijn geworden en waarvan de meesten pas recentelijk zijn overleden. De moeders die voor mij gastvrij waren, die mij opnamen in hun gezin, van wie ik heb geleerd. Moeders die al lang wisten it needs a village to raise a child en jeugdhulp vervingen. Die moeders had ik graag nog willen bedanken.

Morgen is het Moederdag: ik zal ze in gedachte eren.

De moeder de vrouw

Vorige weekend begon de boekenweek 2019 dus snelde ik naar de boekhandel. Boeken en ik, ik en boeken. Niet goed voor de begroting. En, oh ja, het thema van 2019: de moeder de vrouw. Daar was gedoe over. Had ik zijdelings gevolgd maar nog niet zo over nagedacht. Tot nu.
Ik vind het eigenlijk een typische volgorde: de moeder de vrouw. Volgens mij is ze exemplarisch hoe in Nederland naar de rol van de moeder en de vader wordt gekeken. De moeder staat symbool voor warmte, geborgenheid, veiligheid, beschermer, voeder. De vader is de …….Wat is de vader eigenlijk? De stoere, ruige, durfal, de oppasser, de kostwinner? Is er daarom zoiets als een ‘papa-dag’ en niet een ‘mama-dag’?
Het heeft lang geduurd voor ik wist of ik moeder wilde worden. Ik was vrouw, zelfstandig, onafhankelijk, vrij en had alleen te dealen met een andere volwassene. Een kind zou mij afhankelijk, kwetsbaar maken. De vrouw/man rolverdeling van vijfentwintig jaar geleden plus het gebrek aan voorzieningen maakte het er ook niet aantrekkelijker op.
Sinds ik moeder ben probeer ik de balans te houden tussen de vrouw en de moeder die ik beide ben. Soms zijn ze gescheiden, soms komen ze bij elkaar en soms zijn ze met elkaar in conflict. Om in dat kader uitdrukking te geven aan mijn vrijheid in zorgzaamheid is de vrouw de moeder voor mij een betere volgorde.
Volgend jaar de vader de man? Kijken wat dat oplevert.

De keukentafel

Heel Holland bakt en heel Nederland zit aan de keukentafel. Dat laatste niet vanwege de gezelligheid, maar om ‘een goed gesprek’ te voeren, welke hulp gewenst of noodzakelijk is bij ziekte, zwakheid of andere onaangenaamheden. Met een mijnheer of mevrouw van het wijkteam – meestal een mevrouw – die vraagt: ‘en wat kunt u zelf nog?’, in het kader van activerende gespreksvoering,en: ‘zijn er naasten die u kunnen helpen? Uw partner, kinderen of uw buren?’, in het kader van participatie.

Ik zat aan mijn keukentafel toen ik een interview in NRC las met Jet Bussemaker. Daarin stond dat zij, toen ze staatssecretaris was in een vorig kabinet, samen met gemeenten deze zogenaamde keukentafelgesprekken heeft bedacht. Inclusief het idee dat professionals uit wijkteams de mensen dan thuis opzoeken, bij hen aan de keukentafel plaatsnemen om het gesprek te voeren over de noodzakelijke en gewenste hulp.

Ik las dat ze nu kritisch terugkijkt op dat idee. Ze had gedacht dat door dit idee professionals beter zouden gaan samenwerken. Dat er meer gebruik gemaakt zou gaan worden van ‘eigen kracht’ van burgers, van hun sociale netwerk. Maar dat gebeurde allemaal niet of niet genoeg. En als besluit : ‘misschien was ik naïef’.

Hoever sta je dan af van de werkelijkheid. Kwetsbare mensen hebben vaak geen sociaal netwerk, om welke reden dan ook, die ze om hulp kunnen vragen. Mensen willen niet afhankelijk zijn van familie of buren. En professionals gaan niet uit zichzelf, als vanzelf anders werken. Niet omdat ze dat niet willen, maar omdat ze het niet zomaar kunnen. Omdat ook zij daar bij geholpen moeten worden. Bijvoorbeeld met scholing, maar toen zaten we inmiddels diep in de bezuinigingen.

Voorlopig zitten wij vast aan keukentafelgesprekken en wordt Jet Bussemaker hoogleraar met nieuwe ideeën. Ze stelt dat Nederland een nieuw model nodig heeft: de sociale investeringsstaat.

Wat is een goed gesprek?

Voor mij is het gesprek goed als er geluisterd wordt naar elkaar; als er eerst wordt nagedacht voordat er wordt gereageerd.
Als de reactie niet is om te etaleren hoeveel men heeft gestudeerd en elke reactie begint met: ‘uit onderzoek blijkt dat …’.
Een gesprek is goed als er ruimte is om vragen te stellen. Als er oprechte nieuwsgierigheid en betrokkenheid is.
Als er geen sprake is van ver- of beoordeling.

Jaren geleden heb ik een les geleerd.
Uit mijn drukke baan schoof ik aan bij een dialoogtraining. Wilde ik er nog effe tussendoor doen.
Ik kwam binnen en dacht: ‘in welke esoterische gemeenschap ben ik nu weer terechtgekomen’? Het eerste oordeel was al klaar en ik wilde snel aan de slag.
Maar dat verliep anders. Er werd uitgebreid kennisgemaakt zodat iedereen zich op z’n gemak voelde.
Daarna werd er geoefend in het voeren van een dialoog over een bepaald onderwerp. We zaten in een kring met in het midden de talking stick.
Als je iets wilde zeggen over het onderwerp of op elkaar wilde reageren moest je eerst de stick uit het midden pakken.
Zolang de spreker de stick vasthield en sprak, waren de anderen stil en luisterden. Was je klaar, dan legde je de stick terug.
Het gesprek verliep uiterst doordacht, diepgaand, rustig en de aanwezigen buitelden niet over elkaar heen met woorden.
Het heeft me veel geleerd, ook over mijzelf.

Een goed gesprek vraagt om geduld en tijd en ruimte en rust.
En daar zit’em nou de crux.
Geduld hebben we niet meer, gewend als we zijn om per direct een reactie te krijgen. We hebben nú een vraag en willen nú een antwoord.
Ook hebben we permanent gebrek aan tijd want we zijn druk, druk, druk en daar komt, bij: tijd is geld.
En ons hoofd laat nog weinig ruimte voor andere ideeën en meningen dan die in ons straatje passen. En rust vinden we nog maar amper.

Tijd voor een goed gesprek.

Ministerie voor het gebruik van de mobiele telefoon en veiligheid

Ik had niet verwacht dat het mij ooit zou overkomen;
je onthand voelen omdat je je telefoon bent vergeten.
Wie vergeet er nu nog zijn telefoon!
Het is me deze keer nog overkomen……..
en ik ben teruggegaan om hem op te halen.

De mobiele telefoon heeft een enorme invloed op ons dagelijks leven.
Sinds ik er een heb met groter beeldscherm, ben ik de hele dag connected.
Ik volg het nieuws, lees berichten, ben bereikbaar, mail, app
en pak het ding ook op zodra ik hem hoor zoemen.

Mooi dat mensen goed bereikbaar zijn, maar ik zie twee grote gevaren.
De achteruitgang van de woordenschat van kinderen en gebruik in het verkeer.
Over die eerste: hoe bestaat het dat je wandelt met je kinderen,
zonder te benoemen wat ze zien en hoe dat heet, omdat je druk bent
met je mobiele telefoon.
Of wat te denken van de appende-ouder-met-kind-achterop.

Brengt me op het tweede punt: gebruik in verkeer is zo mogelijk nog erger en dodelijker.
Deze week zag ik een ongeluk tussen twee fietsers.
De dame reed rechtdoor; de jongere sloeg – kijkend op zijn telefoon – pardoes af.
Niet om- of opkijkend, zonder hand uitsteken en deed het af met ‘sorry’.
Vrachtwagenchauffeurs, automobilisten, fietsers, wandelaars,
‘iedereen’ kijkt op het schermpje.

Wat mij betreft komt er een ministerie voor het gebruik van de mobiele telefoon en veiligheid,
en kan dit filmpje https://www.youtube.com/watch?v=V-WCzgjXqkA
niet vaak genoeg getoond worden.